zaterdag 15 januari 2011

De leenboeken van de Abdij van Sint-Truiden (1)

Op weg naar een verdere onderbouwing van de naamsverandering "van Boechout" naar "van (den) Roechout" en op zoek naar zoveel als mogelijk originele documenten. Een overzicht van de Sint-Truiden Abdij lenen van Baardwijk, Sint-Truiden en Berlingen voor en na 1400 in relatie tot de naam Boechout en Roechout (Rouchaut).


I.   BAARDWIJK (voor 1400).


(A) Leenboek Abdij van Sint-Truiden uit 1707 door Abt Mauri van der Heyden

Belangrijk is het leenboek van de Abdij van Sint-Truiden dat is opgesteld door de Abt Mauri vander Heyden van de Abdij te Sint-Truiden in 1707 getiteld: Foeuda cum ferie Vassolorum St.Trudonis. Aan de kwaliteit van dit werk is getwijfeld en het is daarom van belang zoveel mogelijk onderbouwing te verkrijgen. De archivaris van het rijksarchief van Hasselt heeft mij echter verzekerd dat dit werk uit 1707 geen willekeurig genealogisch overzicht is. Het is een leenboek, een register van de leengoederen van de Abdij van Sint-Truiden en is voor die periode van notariele kwaliteit. De Abt heeft op basis van oudere versies van het leenboek van de Abdij, waar van alles was bijgeschreven, een nieuwe opgeschoonde versie gemaakt. Dergelijke leenboeken zijn belangrijk want ze beschrijven de rechten en plichten van de leenmannen. Het boek begint dan ook met Den Eedt der Leenmannen.






































(B)  Heer Jan van Roechout heette eigenlijk heer Jan van Boechout.

De veronderstelling dat er een naamsverandering heeft plaatsgevonden is gestart met de waarneming dat in het bovengenoemde leenboek in de periode 1350-1400 de naam heer Jan van Roechout (Latijn: D: Joanni de Rouchaut en Dnm Joannem de Rouchaut) twee keer voorkomt op de pagina 63 betreffende het leengoed Baardwijk (nu Waalwijk, Noord-Brabant).  Zie hieronder de scan betreffende "de tienden van Baardwijk". Twee keer klikken geeft een grote weergave.









































Volgens deze versie van het leenboek van de Abt uit 1707, krijgt D: Joanni de Rouchaut alias heer Jan van Roechout op 15 april 1358 het recht op de tienden van Baardwijk, een en ander vastgelegd voor het altaar van de Abdij van Sint-Truiden. Hij wordt dus leenman van Baardwijk. Op 19 mei 1389 draagt hij zijn leenrecht over aan Dnm van IJmerselen alias heer van Immerzeel.

Er is veel gespeurd naar heer Jan van Roechout, maar hij is tot nu toe niet gevonden. Wel is heer Jan van Boechout gevonden, die in dezelfde periode ook het leenrecht van Baardwijk kreeg. Zie bijvoorbeeld dit blogartikel over een oorkonde van de abdij van Sint-Truiden waarvan ook het origineel is achterhaald. Op basis van de vermelde familieverbanden en de vertaling in het Nederlands door dr. J.C. Kort betreft het dus heer Jan van Boechout, die leefde van 1320-1391. Zijn leven is het best beschreven door dr. Constant Noppen (Heren van Boechout pp 56- 64, 1991) een en ander voorzien met een uitgebreide literatuurlijst, waaronder Alphonse Wouters, voormalig archivaris te Brussel. Wouters schreef o.a. "Notice sur Le Chateau de Bouchout", waarin Jan van Bouchout ook wordt vermeld (In:  Messager de Sciences Historique, Prof.dr. Serrure en Dr. Blommaert eds: pp117-127, Gand, 1843).

Ridder Jan van Boechout (ca 1320 - 3 juli 1391) werd in 1362 borggraaf van Brussel, vocht tijdens de slag bij Baesweiler (1371) en Grave (1386) en reisde midden 14de eeuw naar Maastricht voor het verkrijgen van steun, samen met Wencelas, graaf van Brabant i.v.m. de slag bij Scheut. Het is bekend dat hij veel bastaardkinderen heeft gekregen.

(C)  De inventarisatie van dr. J.C. Kort en oudere versies van de leenboeken, leenregisters van de Abdij van Sint-Truiden.

Dus alles wijst er op dat de "heer Jan van Roechout" uit het leenregister van de Abdij Sint-Truiden (1707) dezelfde is als "heer Jan van Boechout" uit de literatuur. Blijkbaar moet er ergens in oudere versies van het leenboek van de Abdij aanwijzingen zijn geweest, die er toe hebben geleid om in de leenboekversie van 1707 "Rouchaut" te schrijven en geen "Bouchaut". Of die aanwijzingen er nu nog zijn is de vraag. Immers, na het overschrijven door de Abt zijn mogelijk de oude boeken weggegooid.

Bij speuren op het internet stuitte ik op het volgende: de lenen van de Abdij St. Truiden in het land van Heusden (waaronder Baardwijk) blijken reeds in 1986 geinventariseerd door dr. J.C. Kort  (Ons Voorgeslacht, 1986) en staan gepubliceerd in de Hollandse Genealogische Database (link Hogenda). Hij geeft in zijn overzicht aan dat rond 1300 het leen Baardwijk is gesplitst in 1A (twee derde) en 1B (een derde). Vanaf 1444 is er weer sprake van 1 leen.

1A (pagina 1): Twee derde van het leen is op 15 april 1355 toegewezen aan Jan, heer van Boekhout (Boechout, Bouchout), ridder, gehuwd met Klarisse de Myrabile. De bron hiervoor is de oorkonde zoals getranscribeerd door Charles Piot nr. CCCXCVI. Deze had ik reeds gevonden en staat beschreven in een vorig blogartikel.  Op pagina 2  van zijn overschrift meldt dr. Kort dat op 19 mei 1389 Jan van Immerzeel, ridder het leenrecht van heer Jan van Boekhout heeft verkregen. Deze informatie vinden we ook in het leenboek gedateerd op 1707 (zie scan hierboven), met het verschil dat de Abt heer Jan van Rouchaut heeft geschreven.

In het werk van dr. Kort staan referenties en ik heb het archief van Hasselt om het origineel gevraagd, wetende dat de nummering is veranderd. Het origineel bleek er te zijn. Zie de scans hieronder, inclusief enige digitale toevoegingen van mijzelf (rood). Aan de zijkanten van de afschriften kan ik zien dat ze uit een boek komen, waarschijnlijk een oudere versie van het leenboek van de Abdij van Sint-Truiden (twee keer klikken is grote weergave).












































































De exacte transcriptie zal nog even duren, maar globaal kan het document in 2 onderdelen worden ingedeeld:

(1) De groot geschreven hoofdtekst dat waarschijnlijk het leenrecht van Dominum Johannes de Bouchout beschrijft of een vervolg daarop. Het betreft blijkbaar niet alleen Baardwijk maar ook Herpt dat vlakbij ligt in Noord-Brabant (zie google kaart)

Hij was getrouwd met Domina Clarissa (de Myrabelle), pijlen 3 en 4.  De eerste naam in het document is Robert van Craenwijck, die op 24 febr. 1350 abt van de Abdij van Sint-Truiden werd. Hij overleed op 18 mei 1366 te Maastricht. (bron: Kroniek van de Abdij van Sint-Truiden, deel 2, pp 189-212. Dr. E. Lavigne, 1988, Leeuwarden).

(2) De kleinere toevoegingen in de kantlijn en onderaan op pagina 2. Dit zijn wijzigingen van het leenrecht en toevoegingen aan het hoofddocument. Onderaan pagina 2 is de datum 19 mei 1389 te herkennen en de naam van IJmerselen. Dit stukje beschrijft waarschijnlijk de overdracht van Jan van Boechout naar Jan van Immerzeel. Ook zijn andere namen te herkennen zoals Zevenbergen en de Wit en deze namen lezen we ook in het nette leenboek versie 1707: de opvolgende leenmannen van Baardwijk.

Dus blijkbaar zijn er nog wel oudere versies van het leenboek van de Abdij van Sint-Truiden bewaard gebleven! In ieder geval zie ik op deze pagina geen aanwijzingen dat de naam veranderd is van Boechout naar Roechout (Latijn: Rouchaut). Maar de vergelijking van een oudere versie van het leenboek met de versie 1707, toont nog eens duidelijk aan dat het inderdaad Jan van Boechout was die het leenrecht van Baardwijk kreeg. Dit is zo duidelijk opgeschreven, dat de Abt in 1707 een sterke reden moet hebben gehad om D: Joanni de Rouchaut op te schrijven in plaats van D: Joanni de Bouchaut. Dat moet hij dus ergens anders vandaan gehaald hebben .....



II.   SINT-TRUIDEN (voor 1400).

In het leenboek van de Abdij van Sint-Truiden uit 1707 (de opgeschoonde versie), komt Joannes de Rouchaut een keer voorkomt op de pagina betreffende een leengoed (huis) in de Plankstraat te Sint-Truiden. Samen met Joannes Schoerman was hij in 1372 uitvoerder van het testament van heer Joris van Brune (?).  Zie hieronder de scan.


Wat opvalt is dat het voorvoegsel Dominum bij Joannes de Rouchaut niet wordt gebruikt. Is dit een andere persoon dan zoals vermeld bij het leen Baardwijk? Als we de aanname doen dat bij het leen Baardwijk het gaat over ridder Jan van Boechout, dan was hij waarschijnlijk in 1372 niet in Sint-Truiden. Constant Noppen schrijft namelijk in zijn werk dat ridder Jan van Boechout na de slag bij Basweiler (22 augustus 1371) gevangen is genomen en opgesloten in het kasteel van Nideggen aan de Roer en daar heeft hij circa 2 jaar gezeten. 



Is bovengenomende Joannes Rouchaut een bastaardzoon van ridder Jan van Boechout en dus de eerste Sint-Truidense Roechout generatie?  We weten natuurlijk niet wanneer de naam veranderd is, bijvoorbeeld na het overlijden in 1391 van ridder Jan van Boechout. De kans is dus aanwezig dat in de oorspronkelijke oorkonden/registers Johannes de Rouchaut  de achternaam Boechout nog heeft.

In deel 2 van het werk van Charles Piot vinden we een aanwijzing (oorkonde CCCCLI). In 1370 worden 175 met naam genoemde inwoners van Sint-Truiden door proost Georges d'Arscheit (Keulen) geexcommuniceerd t.g.v. rebellie en heiligschennis. Het betreft lijkt me een groot gedeelte van de 'bourgois' van Sint-Truiden. Onder de namen vinden we drie keer de naam Boechout: Johannem Boechout, Egidium Boechout en Willelmum Boechout (zie scans hieronder). De naam Roechout komt in dit overzicht niet voor. De genoemde Johannem Boechout kan dus dezelfde zijn als Johannes de Rouchaut uit het leenregister versie 1707. 




Wellicht zijn er toch nog oorspronkelijke versies van het leenboek Sint-Truiden voor 1400 bewaard gebleven, net als voor Baardwijk? Dat is een mooi doel voor een volgend bezoek aan het archief van Hasselt.

Overigens komt de naam Guilhelmus de Bauchaut (Willem Boechout?) wel een keer voor in het leenboek versie 1707. Het betreft een vermelding die verwijst naar 14 november 1360 in verband met een ander leengoed van 5 zillen landbouwgrond in de omgeving van Sint-Truiden. Zie de scan hieronder. Het betreft Guvelingen, iets ten noorden van Sint-Truiden. Vanaf eind 1400 vinden we daar ook de naam vanden Rouchaut in het leenboek versie 1707 in relatie tot leengoederen in Guvelingen. Zie hier een geografisch overzicht.






















III. BERLINGEN EN ULBEEK (na 1400).

In het leenboek van de Abdij van Sint-Truiden versie 1707, vinden we de naam Rouchaut na 1400 meermaals terug. Het eerst op 9 april 1434 waar wordt geschreven dat Robertus vanden Rouchaut trouwt met de dochter van Abraham de Luteo. Het betreft het leengoed Berlingen, zie ook deze blog. Op 17 maart 1450 is Robertus blijkbaar overleden want zijn broer Waltherium (Wouter) vanden Rouchaut wordt voogd van de weduwe Mechtildis de Luteo. Op 15 december 1472 overlijdt Waltherium waarbij het voogdijschap overgaat naar Eustachius Wijnrix. In 1480 en 1498 wordt Robertus van den Rouchaut junior genoemd.








Opvallend is dus dat het tussenvoegsel "de" na 1400 is vervangen door "vanden". De naam Rouchaut vinden we na 1460 ook terug in andere onderdelen van het leenboek 1707. Belangrijker is dat de naam "vanden Roechout" in de regio Sint-Truiden na 1400 ook in andere oorkonden gaat voorkomen.

Het betreft o.a. een oorkonde uit 1427 omtrent het verpachten van land nabij Ulbeek. Deze plaats hoort nu bij de gemeente Wellen en ligt vlakbij Berlingen, het leengoed van de Abdij van Sint-Truiden dat hierboven is beschreven (google kaart).



Samenvatting van de transcriptie door J. Grauwels, adjunct-conservator archief Hasselt (Regestenlijst der Oorkonden van de Landkommanderij Oudenbiezen en Onderhorige Kommanderijen, Brussel 1966).

30 september 1427: De schout en schepen van Ulbeek oorkonden dat Robert van den Roechut, schepen van Sint/Truiden, aan zijn zwager Machiel Sgroits uit Sint-Truiden voor anderhalve mud rogge per jaar verpacht heeft een bunder land, gelegen op de berg, naast de erven van Johan vanden Roechut, Geert Prijns en Herman Vriesen, en dat Johan van de Rochout aan zijn zwager M- Sgroits voor 9 jaar tegen 2,5 mud rogge per jaar verpacht heeft 28 grote en 7,5 kleine roeden land aldaar gelegen.  

En voor de volledigheid ook de achterkant van de bovengenoemde oorkonde, waarop een samenvatting staat:


Eerder in 1426 vinden we een oorkonde waaruit blijkt dat Robert, Johan en Wouter van den Roeckoute broers zijn. Dit komt dus overeen met de informatie in het leenboek bij het leengoed Berlingen  (zie hierboven).


Samenvatting transcriptie (J.Grauwels, 1966)

24 mei 1426. De meier en de laten van het Proosthof te Sint Truiden oorkonden dat Robert van den Roeckoute, schepen van Sint Truiden, aan zijn schoonbroer Michel Sgroits heeft overgedragen een erfcijns van 2 gulden, de helft van een cijns van 4 gulden op een huis, gelegen in de Koestraat, bij de erven van zijn broeders Johan en Wouter vanden Roeckoute.

De Koestraat in Sint-Truiden heet nu de Schepen Dejonghstraat. Het zegel van Robert is bewaard gebleven en toont vijf ruiten (Hamal) met daarboven 2 merlettes. Dit zegel is kenmerkend voor de familie vanden Rouchout en kan met kleine variaties (4 of 5 merlettes) tot ver in de zestiende eeuw worden teruggevonden.   


Boven: zegel Robert van den Roeckoute uit 1426, schepen te Sint-Truiden. 
Onder: zegel Robert vanden Rouchout uit 1473, schepen te Sint-Truiden. Een (klein)zoon?
Zie ook het blogartikel over de zegels.




De eerste vermelding van de naam Vanden Roechout stamt uit 1400. Het betreft Henrick vanden Roechout optredend in naam van het begijnhof van Sint-Truiden, aangaande een jaarlijkse rente van 3 vat erwten op 3 zillen land. (Aan het eind van de 7de regel van boven staat: .. Henrick en aan het begin van de 8ste regel van boven: vanden Roechout in naam des begijnhofs van Sint Agnieten  .. )





***